Portret van Karel Reyniersz,door Jacob van der Schley

65,00

Gravure, Portret van Karel Reyniersz,door Jacob van der Schley. De prent verscheen in 1763 in, Du Bois, J.P.I. Vies des gouverneurs généraux avec l’abrégé de l’histoire des établissemens hollandais aux Indes Orientales. Den Haag: Pierre de Hondt. De prent is 12,5 x 7 cm groot en is op papier gelijmd. De prent zit in een ruim passe partout. De prent is helemaal gaaf.

http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.335481

 

1 op voorraad

Beschrijving

This post is also available in: English

Jakob van der Schley (26 juli 1715 Amsterdam – 12 februari 1779 Amsterdam) was een Nederlandse tekenaar en graveur. Hij studeerde onder Bernard Picart (1673-1733), wiens stijl hij vervolgens kopieerde. Zijn voornaamste interesses waren het graveren van portretten en het produceren van illustraties voor “La Vie de Marianne” door Pierre Carlet de Chamblain de Marivaux (1688-1763), gepubliceerd in Den Haag tussen 1735 en 1747. Hij graveerde ook de frontispices voor een editie van 15 delen van het complete werk van Pierre de Brantôme (1540-1614), “Oeuvres du seigneur de Brantôme”, gepubliceerd in Den Haag in 1740. De meeste platen in de Haagse editie van Prévost’s “Histoire générale des voyages” zijn ondertekend door van der Schley

Carel Reyniersz (Amsterdam, 1604 – Batavia, 19 mei 1653) was van 1650 tot 1653 voor de Vereenigde Oostindische Compagnie gouverneur-generaal van alle VOC-bezittingen buiten de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tijdens zijn bestuur werd Kaap de Goede Hoop gesticht en werden de Portugezen op Ceylon aangevallen. Het initiatief ging daarbij uit van de Heren XVII. Reyniersz vertrok in 1627 als opperkoopman naar de Kust van Cormandel in het huidige India. Hoewel hij beschuldigd werd van particuliere handel, werd hij in 1635 benoemd tot gouverneur aan de Coromandel. In 1636 werd hij raad extraordinair van de Raad van Indië. In 1638 keerde hij als admiraal van de retourvloot terug naar Nederland. Hij vestigde zich als koopman in Amsterdam. Hij verloor echter zijn hele vermogen en vertrok op 24 april 1645 aan boord van de Salamander terug naar Indië. Daar aangekomen, werd hij op (3 december 1645) werd hij in 1646 lid van de Raad van Indië. In 1650 werd gouverneur-generaal Cornelis van der Lijn eervol ontslagen en op 26 april 1650 werd Reyniersz benoemd tot zijn opvolger, een taak waar hij erg tegenop zag. Hij had als taak een nieuwe instructie voor het beleid in Indië in te voeren. Belangrijk was hoe de concurrenten zo veel mogelijk kon worden uitgesloten. Er moest opgetreden worden tegen particuliere specerijenhandel en een overproductie van specerijen. Reyniersz hield zich strikt aan deze opdracht, dat leidde tot een groot conflict in West-Ceram waar de bevolking het vernielen van aanplant niet accepteerde. Pas in 1658 werd de strijd beëindigd. In 1653 wilden de Heren XVII hem ontslaan. De bewindhebbers waren niet te spreken over het zwakke bestuur van Reyniersz. Er lag reeds een ontslagbrief in de Republiek voor verzending klaar met als argumentatie dat hij “niet te besitten de vereyschte bequaemheden om dat ampt waer te nemen”. Dit ontslag werd nooit verzonden, omdat net daarvoor een verzoek van Reyniersz zelf binnenkwam om hem om gezondheidsredenen te ontslaan. Dit verzoek werd ingewilligd. Reyniersz overleed in de nacht van 18 op 19 mei 1653 aan een attaque. Hij werd in Batavia begraven en opgevolgd door Joan Maetsuycker.

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Carel_Reyniersz