Gravure, The fishermans cave, naar E.W. Cooke
€35,00
19de euwse staalgravure naar een schilderij door Edward Cooke. De afbeelding is 23,5 x 19,5 cm groot en zit in een ruim passe partout. De prent is in perfecte staat.
1 op voorraad
Beschrijving
This post is also available in: English
Cooke werd geboren in Pentonville, Londen, de zoon van de bekende graveur George Cooke; zijn oom, William Bernard Cooke (1778-1855), was ook een bekend graveur. Edward groeide op in het gezelschap van kunstenaars. Hij was een vroegrijpe tekenaar en een bekwame graveur, hij al vroeg een voorkeur voor mariene onderwerpen (in het bijzonder zeilschepen) en publiceerde zijn “Shipping and Craft” – een reeks voldragen gravures – toen hij 18 was, in 1829 Hij profiteerde van het advies van veel van de medewerkers van zijn vader, met name Clarkson Stanfield (wiens belangrijkste mariene volgeling hij werd) en David Roberts. Cooke begon in 1833 in olieverf te schilderen, nam in 1834 formele lessen van James Stark en exposeerde voor het eerst in 1835 aan de Royal Academy, toen zijn stijl in essentie werd gevormd. Hij reisde en schilderde met veel in binnen- en buitenland en verwierf zijn liefde voor de 17e-eeuwse Nederlandse zeekunstenaars met een bezoek aan Nederland in 1837. Hij keerde regelmatig terug in de komende 23 jaar en bestudeerde de effecten van de kust, het landschap en het licht. Dit leverde zeer succesvolle schilderijen op zoals ‘Beaching a Pink at Scheveningen’ (Nationaal Scheepvaartmuseum, Londen), dat hij in 1855 tentoonstelde aan de Koninklijke Academie, waarvan hij een medewerker was vanaf 1851. Hij reisde verder in Scandinavië, Spanje, Noord-Afrika en, vooral naar Venetië. In 1858 werd hij verkozen tot de National Academy of Design als Honorary Academician.
Cooke was “vooral aangetrokken door het Isle of Wight, en tijdens zijn formatieve bezoek in 1835 maakte hij een grondige studie van zijn vissersboten en kreeftenpotten, vooral hij was verrukt over de stranden bezaaid met verschillende soorten rotsen, visgerei, golfbrekers en kleine houten pieren.
Hij was ook zeer geinteresseerd in geologie en was een Fellow of the Linnean Society, Fellow of the Geological Society and Fellow of the Zoological Society, en van de Society of Antiquaries. In de jaren 1840 hielp hij zijn vriend, de tuinbouwer, James Bateman, en ontwierp de tuinen in Biddulph Grange in Staffordshire, met name de orchideeën en rododendrons. Vooral zijn geologische interesses leidden tot zijn verkiezing tot Fellow of the Royal Society in 1863 en hij werd het volgende jaar een Royal Academician. In 1842 noemde John Edward Gray een soort boa, Corallus cookii, in Cooke’s eer.