Huleu, Jean Ghislain – Het wonderbaer leven van Benedictus-Josephus Labre
€50,00
Het wonderbaer leven en de held-daedige deugden van den eerbied-weerden dienaar des heeren Benedictus-Josephus Labre
Door J.G.H.**A*** (=Jean Ghislain Huleu, 1746-1815)
Verdeylt in twee Deelen.
Mechelen, J.P. Hanicq, 1797. In 8°, or. lr, portr., (X), 318 p.
1 op voorraad
Beschrijving
This post is also available in: English
Jean-François Huleu, geboren in Grammont op 17 december 1746, studeerde in Leuven. Afgestudeerd in de theologie (25 mei 1773), werd hij benoemd tot secretaris van het aartsbisdom Mechelen (27 juni 1773), kanunnik van het kapittel, synodale examinator en voorzitter van het aartsbisschoppelijk seminarie (1775), tenslotte aartspriester van het arrondissement en de stad Mechelen (1779). Een poging tot religieus leven in het noviciaat van de ongeschoeide karmelieten van Charenton, in de buurt van Parijs, was niet succesvol (1785); keerde terug naar Mechelen, moest Huleu, verdacht van politieke intriges, enkele maanden in Gent in ballingschap gaan (1787), maar hij hervatte spoedig zijn functies, waaraan die van vicaris-generaal werden toegevoegd. Tijdens de revolutionaire periode komt Huleu in conflict met zijn aartsbisschop omdat hij de eed van haat jegens het koningshuis heeft afgelegd; hij schrijft pamfletten om de gelovigen aan zijn zijde te trekken. Na het concordaat hervatte hij zijn werkzaamheden in Mechelen bij de nieuwe aartsbisschop Roquelaure. Toen hij aftrad, beheerde Huleu het bisdom als vicaris capitulaire. Hij stierf in Mechelen op 16 juni 1815. Huleu publiceerde uitgebreid, in het Frans en in het Vlaams. We verwijzen naar de gedetailleerde aankondiging van de Nationale Biografie (Belgisch), t. 9, Brussel, 1886/87, kol. 681-688. Laten we onder deze geschriften vermelden: Meditaties (Mechelen, 1780), een Tractatus historico-asceticus van SS. Eucharistiae sacramento (2 delen, 1784), 5 delen van Conferentiae ecclesiasticae de officio boni pastoris (1785-1788) en een gedeeltelijke vertaling in het Vlaams (1804, 1824) van de jezuïet Alphonse Rodriguez’s Exercicio de perfeción y virtudes cristianas †1616. Anoniem publiceerde Huleu een leven van Marie-Joachim-Élisabeth de Louvencourt, stichteres van de nonnen van de Heilige Harten van Jezus en Maria, 1747-1778 (Mechelen, 1781), waarvan de latere edities, 1788, 1824, aanzienlijk vergroot, de verdienste van het geven van veel documenten. Laten we er tenslotte op wijzen dat Huleu in zijn bisdom een religieuze congregatie oprichtte, de Zusters van Christelijke Liefde, voor de opvoeding van arme kinderen en behoeftige zieken (1806). F.-V. Goethals, Lezingen over de geschiedenis van de wetenschap… in België.., t. 4, Brussel, 1837, p. 310-324.
Bron: http://www.dictionnairedespiritualite.com/appli/article.php?id=11717
Benedictus Jozef (ook Benoît Josèph) Labre, Rome, Italië; pelgrim; † 1783. Feest 16 april.
Hij was afkomstig uit de Noord-Franse plaats Amettes, waar hij op 26 maart 1748 werd geboren als oudste van uiteindelijk vijftien kinderen. Zijn ouders, Jean-Baptiste Labre en Anne-Barbe Grandsire, dreven een eenvoudig winkeltje. Het jongetje toonde al vroeg belangstelling voor geestelijke zaken. Daarom werd hij aanvankelijk toevertrouwd aan de zorgen van een heeroom van moeders kant, Jacques Josèph Vincent. Vanaf zijn dertiende werd dat overgenomen door een heeroom van vaders kant, François Josèph Labre, pastoor te Érin.
In 1766 werd de streek getroffen door een ernstige epidemie. Tezamen met zijn oom verzorgde hij de zieken zoveel hij kon. Toen heeroom zelf het slachtoffer werd en bezweek, besloot Benoît in een kloosterorde te treden. Hij meldde zich aan bij de kartuizerij in de buurt, maar daar waren tijdens de epidemie in korte tijd zoveel broeders gestorven, dat ze hem niet konden opnemen. Hij wendde zich tot een tweede vestiging van kartuizers. Daar werd hij opgenomen onder de postulanten, maar spoedig bleek dat deze vorm van leven niet bij hem paste. Hij had verwacht dat de strenge levenswijze hem troost zou bieden, maar het was alsof ze nog niet streng genoeg was… Nu probeerde hij het bij de trappisten, maar die vonden hem nog te jong. Hij moest maar terugkomen als hij eenentwintig was, of liever nog vierentwintig. Hij ondernam nog een derde poging bij de cisterciënzers in de buurt van Autun. Daar werd hij ernstig ziek. Tijdens zijn herstel begon het tot hem door te dringen dat hij wellicht geroepen was tot een geheel eigen vorm van godgewijd leven.
Eenmaal hersteld trok hij als arme pelgrim naar de Zwitserse Mariabedevaartplaats Lorette. Hij kwam er aan op 6 november 1770. Vandaar pelgrimeerde hij naar het Noord-Italiaanse Assisi van Sint Franciscus. In de loop van 1771 vinden we hem terug in Rome. Daar bezoekt hij nagenoeg alle kerken. Van lieverlee weet hij van elke kerk welke plechtigheden er worden gehouden en op welk uur van de dag. Hij loopt ze allemaal af en blijft er langdurig na om te bidden. Hij doorkruist de wijde omgeving van Rome en het naburige koninkrijk Napels om alle bedevaartplaatsen te bezoeken en te verwijlen op plekken waar ooit heiligen hebben geleefd of zijn begraven. Stilaan wordt hij door de mensen nagewezen als heilige; ze noemen hem ‘de bidder’ of ‘de gebedsman’. Ze vragen om zijn gebed, zijn zegen of zijn advies. Intussen woont hij in Rome ergens in een gat in de stadsmuur, eerder geschikt voor een dier dan voor een mens. Maar er zijn ook voorbijgangers die hem belachelijk maken, uitschelden of een pak slaag geven. Hij verdraagt het op de manier zoals Jezus dat deed.
De laatste jaren van zijn leven is hij opgenomen in een gasthuis. Verzwakt als hij is, doet hij zijn gebeden en geestelijke oefeningen. Mensen uit zijn omgeving vertellen van visioenen, extases, lichtschijnsels en andere bijzondere verschijnselen. Hij zou tezelfdertijd op verschillende plaatsen zijn waargenomen (bilocatie). Als hij in de Goede Week van 1783 sterft, weet iedereen in Rome vertellen dat zij een groot heilige hebben meegemaakt.
Zijn begrafenis had het meeste weg van een triomftocht door de stad Rome. Hij werd bijgezet in de kerk van Santa Madonna dei Monti. Naar hem zijn de Labrehuizen voor zwervers en daklozen genoemd. Hij wordt in 1860 door paus Pius IX († 1878; feest 7 februari) zalig verklaard. Paus Leo XIII († 1903) zorgt in 1881 voor zijn heiligverklaring.
Hij is patroon van armen, bedelaars, daklozen, landlopers, vagebonden, ontheemden en zwervers.
Hij wordt afgebeeld als bedelaar, zwerver of pelgrim.
Bron: http://www.heiligen.net/heiligen/04/16/04-16-1783-benedictus.php